Wanneer ik het woord ‘mediawijsheid’ intik op vandale.nl geeft hij aan het woord niet te kennen. Dit vond ik erg vreemd.
In de 21eeeuw hoort  zoiets toch al lang in het woordenboek opgenomen te zijn?

De Raad voor Cultuur heeft in 2005 de volgende definitie van mediawijsheid gegeven: 
Mediawijsheid staat voor ‘het geheel van kennis, vaardigheden en mentaliteit waarmee burgers zich bewust
kritisch en actief kunnen bewegen in een complexe, veranderlijke en fundamenteel gemedialiseerde wereld.
In mijn eigen woorden zou ik zeggen: mediawijsheid staat voor de kennis en vaardigheden die mensen hebben waarmee ze kritisch en actief gebruik kunnen maken van alle media die er is.
Foto
klik voor een grotere afbeelding.











Aldus Brummelhuis, ten A. en Wetterling, J.M.

Als ik deze definitie van mediawijsheid aanneem vind ik dat ik zelf best mediawijs ben.
ICT en didactiek:
Ik maak veel gebruik van het internet. Daarnaast maak ik ook veel gebruik van de toepassingen die daar worden gebruikt. Ik zoek veel op en zet het in daar waar nodig.


Informatievaardigheden:
Ik weet waar en hoe ik informatie moet opzoeken. Wanneer ik iets opzoek weet ik dat ik niet hele zinnen moet invoeren, maar de kernwoorden eruit moet halen. Ik vind het soms nog wel lastig om geschikte informatiebronnen te zoeken. 
Professionaliteit:
Door mijn minor kan ik zeggen dat ik op de hoogte ben van de media- en onderwijsontwikkelingen. Tijdens de minor heb ik ook advies kunnen geven. Samen met een medestudent en Erik Meester heb ik geholpen bij een ProWise training aan mijn eigen docenten.

Sociale omgang en veiligheid:
Ik maak gebruik van veel sociale sites. Ik weet hoe ik sites kan afschermen zodat andere heb niet zien. Ik weet verder van de gevaren van social media af.
Daarnaast kwam ik de volgende ‘woordenwolk’ tegen over mediawijsheid:
De gene die het meest opvalt voor mij is tablets, erg groot en in het midden. Tablets zijn de laatste tijd er in opkomst. Niet alleen in het privé leven maar ook in het onderwijs willen ze er steeds meer mee gaan werken. Waarom ook niet?
Ik kwam laatst een nieuwsbericht tegen op nu.nl: ‘Nederlandse peuters massaal op tablet en smartphone.’Hierin stond dat er één op de drie 1-jarigen al geregeld op een tablet speelt. Bij 3-jarigegn is dat zelfs ruim de helft! Dit is gebleken uit een onderzoek van Mediawijzer.net onder ruim 1000 ouders met kinderen tussen de 0 en 7 jaar.
Als ik dit terugkoppel naar mediawijzer spreekt het wel voor zich. De kinderen zijn steeds meer en sneller bekend met de nieuwe snufjes. Ze krijgen van jongs af aan al mee hoe je een tablet of smartphone gebruikt.

Zoals ik hiervoor al noemde willen ook steeds meer scholen gebruik gaan maken van tablets. In een ander nieuwsbericht op nu.nl stond dat er tien iPad-scholen in augustus worden geopend. Dit zijn scholen waarbij alle leerlingen een iPad krijgen en op een andere manier les gaan krijgen. De kinderen werken niet alleen aan de kerndoelen, maar ook aan vaardigheden die in
deze eeuw nodig zijn (21st century skills, zie mijn blog hierover voor meer informatie).
Deze scholen zijn dus al erg bezig met het begrip: mediawijsheid.

Ben je nu benieuwd hoe mediawijs jij bent?
Maak de test!
TEST 
Nederlandse peuters massaal op tablet en smartphone. Verkregen op 10 april 2013 van:
 
http://www.nu.nl/tech/3391987/nederlandse-peuters-massaal-tablet-en-smartphone.html
Tien iPad-scholen openen in augustus deuren. Verkregen op 10 april 2013 van:
http://www.nu.nl/internet/3391863/tien-ipad-scholen-openen-in-augustus-deuren.html
http://www.mediawijsheid.nl/ bezocht op 10 april 2013.
Brummelhuis, ten A., Wetterling, J.M. Mediawijsheid in het Primair Onderwijs. Zwolle: Stichting kennisnet.
 
Woensdag 27 maart ’13 hebben we aanbod gehad over  ondernemerschap. Deze les begon met de volgende vraag:
“Wat is volgens jou de kern van ondernemingszin?”
Ik heb hier even over na moeten denken. Wat is ondernemingszin? Ik denk dat de kern van ondernemingszin is creatief zijn, moet durven en initiatieven nemen. Creatief moet je zijn omdat je een bepaald idee moet hebben. Je wilt iets ondernemen en hiervoor moet je creatief zijn. Daarnaast moet je dingen durven doen. Durven is één van de lastige dingen die er is, maar het kan zulke mooie dingen opleveren. Ook moet je initiatieven nemen, niks komt vanzelf aanwaaien. Je moet DOEN.

Meesters in masters (2004) zegt het volgende over ondernemingszin.  
Ondernemingszin is het vermogen om iets teweeg te brengen dat vernieuwend en grensverleggend is.
Ondernemers zien wat er nog niet is of wat anders kan. Ondernemingszin beperkt zich niet tot het voorstellen van ideeën. Deze ideeën vragen om gerealiseerd te worden.

Competenties zoals beslissingen nemen, creativiteit en initiatief nemen zijn niet alleen belangrijk voor een ondernemer, maar ook voor een werknemer en voor de algemene ontwikkeling van ieder persoon.”

Ook zegt Meester in masters (2004) dat ondernemingszin een mix is van zelfsturing en creativiteit.
Creativiteit uit zich in: een vernieuwend idee bedenken, creatief inspelen op de mogelijkheden die zich voordoen en het bedenken van creatieve oplossingen voor problemen. Vooral innovatie en vernieuwing zijn hiervan het gevolg.
Zelfsturing uit zich in: energie om zich in te zetten, het doelgericht plannen, organiseren en uitwerken, kortom de realisatie van het idee. Ideeën verwerkelijken doe je meestal niet alleen. Om anderen te overtuigen en enthousiast te maken voor je project, om taken te delegeren en alles in goede banen te leiden zijn sociale en leidinggevende vaardigheden een must.

Met deze theorie kan ik mooi een koppeling maken met één van mijn eerder gemaakte blogs, namelijk die over Edward de Bono. Al zijn hoeden komen terug bij ondernemerschap. Hoe ver zal je komen als je de zwarte hoed draagt?
Altijd maar negatief zijn en de slechte dingen in iets zien. Iemand die de gele of groene hoed op heeft komt veel verder. Ik denk ook dat de mensen die deze hoeden dragen creatief zijn, durven en initiatieven nemen.
Foto
Rogers heeft het over innoveren. Bij innoveren is ondernemerschap ook niet weg te denken. Kijk maar eens naar die ‘grafiek’ die ik heb geplaatst in mijn blog over Rogers. Hier heeft hij het over de verschillende
gebruikersgroepen die er zijn in een basisschool. Om deze nog kort even op te noemen: innovaters, early adopters, early majority, late majority en de laggards. Iemand die onderneemt hoort bij de innovaters. Deze mensen nemen het voortouw en proberen uit! Ze zijn creatief, durven en nemen initiatieven. De dingen die volgens mij de kern van ondernemingszin zijn.

Ben ik een echte ondernemer?
Tijdens dit aanbod heb ik ook een test moeten doen over ondernemingszin. Deze test maakte een onderscheid tussen vijf verschillende competenties en eigenschappen:
1. Wilskracht, de energie, ... 
2. Weten welke richting je uit wil 
3. Scenario's bedenken en uitvoeren 
4. Afstand nemen 
5. Leiderschap
1. Wilskracht, de energie, …
Je zal je pas inspannen voor een initiatief als een ander je motiveert of overhaalt. De drang om dingen te realiseren, heb je niet.
Ik kan mij hier deels in vinden. Wanneer een initiatief mij echt heel erg aanspreekt hoef ik hier niet voor gemotiveerd of overgehaald te worden. Ik zal dan ook zeker mijn doel
behalen. Wanneer ik mij niet in een idee kan vinden zal het hier bovengenoemde wel van toepassing zijn op hoe ik ben.

2. Weten welke richting je uit wil
Je hebt weinig voeling met je eigen interesses. Een keuze maken of een beslissing nemen, valt je dan ook zwaar. Je weet niet goed wat je wil en hebt ook weinig inspiratie om iets te
doen.
 
Zoals die hierboven is genoemd vind ik het erg negatief klinken. Weinig inspiratie om iets te doen heb ik niet. Wanneer ik een doel heb zal ik hier zeker voor gaan en met ideeën komen. Wel herken ik het gedeelte dat ik keuzes maken of beslissingen nemen moeilijk vind. Hier heb ik met alle dingen last van zowel op school als privé.
3. Scenario’s bedenken en uitvoeren
Een initiatief, een project uitwerken en uitvoeren is een hele opgave voor jou. Het lukt mits enkele problemen onderweg. 
Ook dit vind ik weer erg negatief klinken. Ik vind het soms moeilijk om een geschikte aanpak te bedenken voor een nieuwe opdracht. Hier ben ik vaak even mee bezig, maar uiteindelijk werk ik alles wel op de juiste manier uit. Ook vind ik
het lastig om prioriteiten te bepalen. Ik verlies wel eens tijd met minder belangrijke dingen.
 
4. Afstand nemen 
Je kan regelmatig afstand nemen van datgene waar je mee bezig bent. Toch kan het gebeuren dat je soms niet goed meer weet waar je allemaal mee bezig bent. Misschien had je bepaalde zaken beter moeten analyseren of met een meer
kritische bril moeten bekijken.


5. Leiderschap

Je voelt je wel thuis in de groep maar bent niet geneigd het leiderschap op jou te nemen. Je hebt een inbreng in de groep en beschikt over goede sociale vaardigheden. 
Ik ben niet de persoon die de leiding neemt in een groep. Vaak sluit ik me gewoon aan. Als ik het ergens niet mee eens ben zal ik dit wel melden. 


Ben je nou ook benieuwd wat er bij jou uit komt? Ben je een echte ondernemer?
Doe dan nu zelf ook de test: ttp://habe.hogent.be/ondernemingszin/Test.htm
Blog Edward de Bono
Blog Rogers
http://habe.hogent.be/ondernemingszin/Test.htm
Powerpoint presentatie over ondernemingszin door Stefan van Beurden
 
Ik weet het nog heel goed, mijn aller eerste mobieltje. Wat was ik gelukkig! Het was een grijs klein dingetje met een mega antenne erop. Als ik werd gebeld, gaf mijn mobiel licht in alle kleuren van de regenboog.
Toen was dat super gaaf! Iedereen had zo’n mobieltje. Toen… in 2005.

In deze acht jaar is er erg veel veranderd. Mobieltjes hebben geen antennes meer, deze zijn allemaal ingebouwd. En alleen maar bellen en sms’en is niet meer het enige waar je een mobieltje voor hebt. Zelfs het sms’en is al bijna verleden tijd. Niet alleen de mobieltjes veranderen. Alles om je heen verandert.

Mijn eerste computer had een plat scherm, toen… Nu wordt dat gezien als een dik scherm. Ze zijn nog dunner, en het liefst met touchscreen. Laptops worden ook steeds kleiner en dunner. Het zal me niks verbazen als die binnenkort verdwijnen en worden ‘ingewisseld’ door de iPad.

Ook computer games veranderen. Gameboys zijn echt uit, terwijl ik er nog volop mee heb gespeeld. Zwaar en met zwart wit beeld. Nu hebben alle kinderen een iPad of Iphone waar ze spelletjes op spelen met kleuren beeld én met elkaar!

Ik had hier nog nooit zo over nagedacht tot er bij de minor aandacht aan werd besteed. De docent vertelde ons om onze eigen ICT tijdlijn te maken. Dit kon natuurlijk digitaal.
Samen met mijn medestudenten ben ik hiermee aan de slag gegaan. Via de site timerime.com kon ik een mooie tijdlijn maken van mijn ICT door de jaren heen.
ICT is niet alleen bij mij zelf veranderd, ook in de klas veranderd het.
Ik weet nog goed dat ik zelf op de basisschool zat. Er waren maar twee computers waar alleen rekenen en taal op werd geoefend. Ik heb nog nooit iets hoeven opzoeken op internet. Dat was toen helemaal nog niet aan de orde. Als je iets niet wist, liep je gewoon naar de juf. Die wist het antwoord altijd wel.
Ook digiborden waren er nog niet. Met krijtborden moesten ze het doen. Elke dag na schooltijd moest het hulpje die smerige bordwissers uitkloppen. Er zat natuurlijk allemaal krijtstof in.
Om deze blog even te koppelen naar de datum van vandaag, met 1 april was een krijtbord wél altijd heel leuk. Ik weet nog wel dat we als klas de krijtjes hadden verwisselt voor snoep krijtjes, of in de bordwisser krijtjes stoppen. Als de juf het bord dat wilde schoonmaken werd het alleen maar erger. In deze tijd kunnen deze grapjes niet meer worden uitgehaald. Met geluk voor mij als toekomstige juf!

In mijn stage klas wordt er gebruik gemaakt van een digibord. Door de hele school worden deze gebruikt. Daarnaast staan er in elke klas twee computers, die veel worden gebruikt. Dit omdat er op mijn stage school wordt gewerkt met OGO en de kinderen dus zelf veel moeten opzoeken en ontdekken. Verder staan er nog ongeveer 20 computers in de gang in een soort 'aula'. Hier wordt ook elke dag gebruik van gemaakt. Er is een speciaal rooster gemaakt zodat elke klas voldoende tijd heeft op de computers.

Hoe zie ik het ICT gebruik over 20 jaar?
http://timerime.com/nl/pagina/mijn_timerime/739/
Onderwijs in de toekomst? Binnengehaald 1 april 2013, van Youtube.
http://www.youtube.com/watch?v=ZeU1FOjCgDo
 
Foto


Voor degene die nog niet weten wat Facebook is: het is een social media waarbij mensen met elkaar in contact kunnen komen. Je kunt berichtjes naar elkaar sturen, foto’s delen en video’s online zetten. Nu zal je wel denken, wat kan je hiermee in de klas doen? Nou, er zijn meer mogelijkheden dan je denkt!

Volgens Bram (leervoer.be, 2010) heeft Facebook een aantal mogelijkheden die heel geschikt zijn voor gebruik binnen de
klas.
- Presentaties uit de les kunnen zo online worden gezet en met één klik op de muis gedeeld worden met de leerlingen.
- Leerlingen kunnen samenwerken via Facebook groepen.
- Links van sites die de leerlingen moeten/kunnen gebruiken kunnen worden geplaatst.

Facebook is een platform dat jongeren gebruiken, dat ze al kennen en waar ze dagelijks aanwezig zijn. Je hoeft hen niet naar je boodschap te lokken, want ze zijn al waar jij dat wilt, aldus Bram (leervoer.be, 2010)

Linkedpeople.nl (2013) heeft een lijst opgesteld van 18 manieren om Facebook te gebruiken in het onderwijs. Hieronder zal ik er een aantal opsommen:
         1. Facebook groepen. Maak groepen voor de hele klas of rond een thema om informatie te delen.
         2. Evenementen. Je kunt het gehele rooster voor het jaar opnemen.
         3. Huiswerk.
         4. Multimedia delen. Deel op een simpele manier video’s, foto’s of mp3 over lesgerelateerde onderwerpen.
         5. Vreemde talen. Studenten kunnen op een makkelijke manier contact leggen met mensen uit andere landen.

Ook onlinecollege.org (2012) heeft hier een artikel aan gewijd. Deze site heeft 50 redenen genoemd om Facebook te gebruiken in je klas. Voor alle 50 redenen wijs ik je graag naar de site van online college. Deze wordt onderaan genoemd bij de bronnen.

Er worden een aantal goede redenen genoemd, een aantal hiervan zal ik noemen:
         1. Leerlingen zullen de 21st century skills leren.
         2. De leerlingen delen wat ze hebben geleerd, niet alleen aan vrienden maar aan de hele wereld.
         3. Leerlingen die ziek zijn kunnen toch alles bijhouden via de Facebook.
         4. Ouders zijn meer betrokken.

Al deze redenen hebben mij erg nieuwsgierig gemaakt naar het gebruik van Facebook in de klas. Daarom ben ik zelf aan de slag gegaan met Facebook in mijn groep 4.

Eigen ervaring
Het gemak van het maken van groepen op Facebook heeft mij overgehaald om voor Facebook te kiezen. Ik wil ouders namelijk op de hoogte gaan houden van de leeractiviteiten in de klas. Ik kan makkelijk een groep aanmaken waar alleen de ouders lid van worden. Deze ouders kunnen ook als enige zien wat er op de pagina wordt neergezet.

De precieze vraag voor mijn onderzoek luid:
            "Hoe kunnen ouders door middel van social media (bijvoorbeeld Facebook) op de hoogte gebracht worden van 
             de leeractiviteiten in de klas?"


Ik heb vandaag een brief voor de ouders de deur uit gedaan. Nu maar wachten op de reacties en dan kan ik hopelijk snel aan de slag!
Wordt vervolgd…
 
De helft van de minor zit erop. Ik heb al erg veel theorie om mijn oren geslingerd gekregen.
Deze week kregen we de theorie van Edward de Bono. 
 
Op woensdag 20 maart ’13 kwam gastspreker Arjan Lammerts langs bij onze minor.
Hij had een erg duidelijk en goed verhaal over de zes hoeden van Bono.

De bono
Leren.nl (2012) legt uit dat de zes denkhoeden van De Bono een goede techniek is om met zijn alle tot een conclusie te komen. Vanuit deze denkhoeden kun je een probleem of vraag vanuit verschillende perspectieven bekijken.
Iedereen heeft tijdens een discussie een hoed op zonder dat hij/zij dit ook echt weet.
Door een andere denkhoed te gaan gebruiken dan je normaal zou doen, word je gedwongen om het probleem ook eens van een andere kant te bekijken.

Deze zes denkhoeden hebben allemaal hun eigen kleur en eigen betekenis.
Foto
1. De witte hoed. De persoon die deze hoed draagt bekijkt het probleem vanuit de kale feiten en cijfers. Hij gaat uit van objectieve informatie. Zijn mening is dan ook alleen maar gebaseerd op de feiten (objectieve).

2. De rode hoed. De persoon die deze hoed draagt bekijkt het probleem vanuit zijn gevoel en intuïtie. Hij reageert emotioneel zonder hier een reden voor te hoeven geven (intuitive).

3. De zwarte hoed. De persoon die deze hoed draagt bekijkt het probleem erg negatief en pessimistisch. Alles is niet goed en verkeerd (negative).

4. De gele hoed. De persoon die deze hoed draagt bekijkt het probleem juist positief en is erg optimistisch. Hij bekijkt het van de zonnige kant en zoekt alleen maar naar de voordelen (positive).

5. De groene hoed. De persoon die deze hoed draagt bekijkt het
probleem vanuit de creatieve kant. Hij is erg creatief in het bedenken van oplossingen. Deze hoed kan zorgen voor een conclusie waar alle hoeden het mee eens zijn (creative).

6. De blauwe hoed. De persoon die deze hoed draagt is erg controlerend en beschouwend. Deze persoon houdt het proces in de gaten en zorgt dat de discussie goed verloopt (process).

Eigen ervaring
Na het krijgen van deze theorie zijn we er zelf mee aan de slag gegaan.
De groep werd in tweeën gesplitst met ieder een eigen ‘probleem’. Het probleem voor onze groep was in deze richting:

'Is een tatoeage en het vinden van een representatieve baan een probleem?'


Voordat we gingen discussiëren hierover moest je een hoed kiezen, die je normaal gesproken niet op zou hebben tijdens een discussie. Samen met twee andere medestudenten, Kathy en Tobias, koos ik voor de gele hoed: positief.
Tijdens de hele discussie moesten wij ervoor zorgen dat de positieve kanten belicht werden.
Dit bleek moeilijker dan gedacht. Ik was het namelijk eens met de stelling, terwijl ik alleen maar argumenten moest noemen waarom het juist WEL kon.

Door deze hoed op te zetten, ben ik een keer vanuit een ander perspectief naar een probleem gaan kijken.
Hierdoor moest ik mij gaan verdiepen in een mening van iemand anders. Normaal gesproken ben ik iemand die de rode hoed op heeft. Ik bekijk het vaak vanuit de emotionele kant, mijn eigen gevoel erbij.
Ik vond dit een zeer leuke en leerzame ervaring.
Discussiëren zal nu nooit meer plaatsvinden zonder dat ik Bono en zijn hoeden in mijn gedachten heb.

Basisonderwijs
Dit kan je natuurlijk ook gewoon op het basisonderwijs uitvoeren. Samen met de kinderen discussiëren over een onderwerp waar iedereen een eigen mening over kan hebben. Laat de kinderen een hoed kiezen die ze normaal gesproken niet op zouden doen. Hierdoor kunnen de kinderen meer overdrijven in hun rol. Iemand die zwarte hoed heeft kan mega negatief zijn terwijl iemand met de gele hoed alleen maar positieve dingen blijft noemen. 

“De kinderen leren op een specifieke manier naar een onderwerp kijken en over een onderwerp redeneren.”
Bakkers Erik (2006/2007) heeft verschillende ideeën voor in het basisonderwijs bij elkaar gebundeld in een PDF bestand. Zeker de moeite waard om eens naar te kijken en toe te gaan passen!
http://www.leren.nl/cursus/management/besluiten-nemen/denkhoeden.html
http://dionnearendse.files.wordpress.com/2012/11/hoeden-van-bono.jpg
beide sites bezocht op 22 maart 2013
Bakkers, E. (2006-2007). EE-M@GAZINE. Echo’s uit het ervaringsgericht onderwijs. Leuven, België: CEGO Publishers.
 
Na aanleiding van de theorie van Rogers heb ik een test gedaan. Hierin komt naar voren in welke groep in mij nu bevind.
Deze test heb ik zelf gemaakt door middel van Prowise, Screencast en YouTube.

Benieuwd? Bekijk dan snel het filmpje!
 
Innovatie, ook wel de ontwikkeling van nieuwe ideeën en dingen.
In de 21e eeuw zijn er veel dingen die worden vernieuwd. Denk maar aan het onderwijs.
Er zijn zo veel programma’s op de computer en op het internet beschikbaar die zorgen voor vernieuwd onderwijs.

Onder het kopje ‘Tools’ op mijn blog, zijn tools te vinden die het onderwijs kunnen vernieuwen. 
Een voorbeeld hiervan is Prowise (voor een uitgebreide uitleg kijk bij Tools).
Nog veel docenten en studenten van de PABO kennen dit programma nog niet. Daarom geeft Erik Meester hier trainingen over. Zo ook donderdag 7 maart op de PABO in ’s-Hertogenbosch.
Bij de minor Kind, Leren en Media werd er gevraagd wie Erik mee wilde helpen. Dit leek mij erg interessant.
‘Les’ geven aan mijn eigen docenten! Samen met Alieke Hetjes heb ik meegeholpen bij deze Prowise training.
Tijdens deze training ben ik erachter gekomen hoe veel ik eigenlijk al weet over Prowise en hoe simpel ik er bij kan helpen.
Wat een leuke ervaring!
Even terug naar het begin van mijn blog: innovatie. Ik heb nu vertelt wat het is en wat ik er zelf aan heb bijgedragen. Maar wat is er nu nodig om er voor te  zorgen dat het een succes wordt?
Rogers heeft hiervoor 5 succesfactoren samengesteld:
    1. Compability --> past het bij je? Sta je achter het idee?
    2. Profitablility --> heb je er een voordeel bij?
    3. Complexity --> begrijp je het?
    4. Observability --> kun je het ergens bekijken? 
    5. Trialability --> kun je er mee experimenteren? Is er ruimte om mee te experimenteren?
Door het toepassen van deze factoren kun je het succes van de innovatie verhogen, aldus Scienceprogress (
Oke, nu weten we welke succesfactoren er zijn. Nu zouden we dus tot een geslaagde innovatie moeten komen.
Toch missen we nog iets…
Wie zorgt er namelijk voor dat de innovatie tot stand komt en dat de rest ook overtuigt is en meewerkt?

Rogers beschrijft in zijn theorie de levenscyclus van de innovatie van een product. Hierbij horen niet alleen die succesfactoren maar ook de verschillende gebruikersgroepen die het idee of product accepteren.
Foto
In het plaatje hiernaast zijn deze verschillende gebruikersgroepen zichtbaar. Scienceprogress (2013) beschrijft deze gebruikersgroepen als volgende:
De persoon die begint met de innovatie en het nieuwe product gaat uitproberen zit in de eerste groep: innovaters.
Deze kleine groep mensen is de eerste die het product wil hebben en gaat uitproberen. Door deze groep wordt het product steeds populairder.


De groep die hierna volgt is de: early adapters. Deze groep heeft vaak al veel voorkennis van het nieuwe product.
Zij willen graag nieuwe dingen uitproberen en investeren graag in de nieuwe producten.
Vervolgens wordt deze groep gevolgd door de groep: early majority. Deze groep is een liefhebber van trends, maar kijkt eerst de kat uit de boom voordat ze tot aanschaf aangaan.
De groep die dan volgt is de: late majority. Deze groep loopt eigenlijk achter de feiten aan en gaat pas over
tot aanschaf, nadat het product al door veel mensen gekocht is. Zij willen er zeker van zijn dat ze echt geen miskoop doen.
De allerlaatste groep is de: laggards. Deze groep blijft achter in de trend en houdt niet van vernieuwingen en veranderingen.

Tijdens mijn minor werd er mij gevraagd bij welke groep ik zou horen. Ik had nog weinig kennis van vernieuwingen en wanneer ik stag liep was ik zeker geen innovator. Ik zat te twijfelen tussen de late majority en de early majority.
Voor vernieuwingen ben ik zeker niet bang en ik wil graag nieuwe dingen uitproberen.

In verloop van deze minor zal ik vast nog gaan veranderen van plek. Door deze minor ga ik mij juist verdiepen in deze vernieuwingen. Toch ben ik nu nog niet verschoven en blijf ik nog even op dezelfde plek als aan het begin van mijn minor.

Rogers. 'Diffusie van innovatie', geraadpleegd op 11 maart 2013 van
http://www.scienceprogress.nl/marketing/diffusie-van-innovatie
 
 
Naar het antwoord op deze vraag was ik erg benieuwd. Deze vraag werd namelijk aan mij gevraagd tijdens de minor. Ik wist het eigenlijk helemaal niet. Mijn stage school maakt wel gebruik van digibord en computers. Maar of ze
het ook op de goede manier gebruiken en of ze bepaalde regels nastreven? 
 
Om achter dit antwoord te komen kan ik gebruik maken van het Vier in Balans-model.
Wat is het Vier in Balans-model?
Brummelhuis en Amerongen (2011) beschrijven het Vier in Balans-model als volgende: het Vier in Balans-model zegt dat invoering van ict in het onderwijs meer succes heeft bij een evenwichtige en samenhangende inzet van de vier bouwstenen: visie, deskundigheid, digitaal leermateriaal en ict-infrastructuur (Ict op School, 2004). Deze bouwstenen zijn aanvullend aan elkaar en zijn wederzijds afhankelijk van elkaar.
Visie
De opvatting van de school over wat goed onderwijs is en hoe de school dat wil realiseren. De visie omvat de doelstellingen van de school, de rol van leraren, leerlingen en management daarin, de inhoud van het onderwijs en
het type materiaal dat daarvoor wordt ingezet.

Deskundigheid
De kennis en vaardigheden van leraren om onderwijsdoelstellingen met ict te bereiken. Daarbij gaat het niet alleen om technische vaardigheden, maar ook om kennis van didactiek en vakinhoud – en om een zinvol verband tussen deze drie.
Digitaal leermateriaal
Alle formele en informele digitale educatieve content. Formeel leermateriaal is materiaal dat speciaal voor het
onderwijs gemaakt is. Ook computerprogramma’s worden tot digitale leermateriaal gerekend.



Ict-infrastructuur
Beschikbaarheid en kwaliteit van computers, netwerken en
internetverbindingen. Ook elektronische leeromgevingen en het beheer en onderhoud van ict-voorzieningen vallen onder de ict-infratructuur.
Foto
Door het gebruik van dit model worden de scholen geholpen om van
tevoren na te denken over de inrichting van het onderwijs en welke investeringen
daarvoor nodig zijn, aldus Brummelhuis en Amerongen (2011)

Een belangrijk onderzoeksresultaat is dat er eerst wordt
uitgegaan van de menselijke factoren (visie en deskundigheid), daarna de
materiële (leermateriaal en infrastructuur).

Deze route wordt ook wel ‘onderwijsgedreven innovatie’genoemd. De                  
omgekeerde route, die begint bij de techniek of het digitaal leermateriaal,
wordt ook wel ‘techniekgedreven’ of ‘materiaal gedreven innovatie’ genoemd.         
(figuur 1.2)

Voor het gebruik van dit model is er een tool gemaakt. Deze tool is te vinden op: http://vierinbalans.kennisnet.nl.
Deze tool biedt:
- Een snelle scan: van de stand van zaken, individueel of van een team.
- Voer voor discussie: aan de hand van de resultaten. Ieder teamlid krijgt een eigen rapport.
- Periodieke metingen: mogelijkheid om meerdere malen per jaar in te zetten en de uitkomsten te vergelijken

Eigen ervaring:
Ik heb deze tool zelf ook uitgevoerd op mijn stage school. Samen met de ICT-coördinator heb ik deze tool ingevuld. Het was een erg handig en snel hulpmiddel om uit te vinden hoe het nou was gesteld met het ICT gebruik op deze school.
Aan de hand van het rapport heb ik er nog even met mijn mentor over gepraat. Helaas had alleen ik deze tool ingevuld en kon ik dus niet zien hoe andere leerkrachten er over dachten. Hierdoor kon ik verder weinig met de uitslag doen.
http://onderwijstools.kennisnet.nl/vierinbalans bezocht op 5 maart 2013
Brummelhuis, ten A., Amerongen, van M. (2011). Vier in Balans Monitor 2011. Zoetmeer: Kennisnet.
 
Op woensdag 27 februari ben ik met de minor die ik volg naar Kennisnet geweest. Daar hoorde ik dat er een model is voor het integreren van ict in een onderwijsactiviteit. Het TPACK-model! Dit model kan ik goed inzetten
als hulpmiddel bij het voorbereiden van mijn les. Maar wat is het, hoe werkt het en hoe ziet een les in de praktijk eruit?
Daar ben ik naar op zoek gegaan..
Wat is het TPACK-model?
In 2005 introduceerden de Amerikaanse onderwijskundigen Koehler en Mishra (2005) het concept Technological Pedagogical Content Knowledge (TPACK). 
In het kort: Koehler en Mishra zeggen dat een leraar die ict in zijn onderwijs wil integreren, deskundig moet zijn op drie gebieden: ict (technologie), didactiek (pedagogie) en vakinhoud (content). Deze moeten niet als afzonderlijke domeinen worden ingezet, maar moeten zorgvuldig op elkaar worden afgestemd.

Hoe kun je ict gebruiken om kinderen meer met elkaar te laten samenwerken?
Deze vraag werd gesteld aan Voogt, Fisser en Tondeur (2010). Hierop gaven zij het volgende antwoord. Bij het beantwoorden van dit soort vragen kan het TPACK-model de leraren helpen, terwijl het hen tegelijkertijd kritisch na laat denken over de kennis die zij al hebben en die kennis die zij nog moeten verwerven. Het TPACK-model gaat over alle kennis die leraren zouden moeten hebben om ict op een verantwoorde manier te integreren in hun onderwijspraktijk.

Hoe is het TPACK-model opgebouwd?
Het TPACK-model bestaat uit drie basiscomponenten:
Vakinhoudelijke kennis (content knowledge, CK)
- Didactische kennis (pedagogical knowledge, PK)
Technologische kennis (technological knowledge, TK)
Van deze drie componenten krijg ik er twee aangeleerd op de PABO:
1. Vakinhoudelijke kennis: omvat de centrale feiten, concepten, theorieën en procedures van een bepaald vakgebied, maar ook kennis van de manier waarop het vakgebied zich uitbreidt.
2. Didactische kennis: omvat de manier waarop leerlingen leren, hun concepties en misconcepties, hoe leermiddelen kunnen worden ingezet, evaluatie van leren, klassenmanagement, lesvoorbereiding en lesuitvoering.

De laatste component krijg ik niet aangeleerd op de PABO. Waarvan ik eigenlijk vind dat ze dat wel moeten doen. Vooral als we kijken naar de toekomst kunnen we niet meer om de derde component heen! Gelukkig kan ik mij door deze minor hier wel in verdiepen.

3. Technologische kennis: is kennis van media. Het gaat om meer dan ict alleen. Onder technologie vallen hulpmiddelen zoals een schoolbord, een overheadprojector, een laptop of een grafische rekenmachine, maar ook omgevingen waarin technologie wordt gebruikt, zoals een elektronische leeromgeving, internet, een simulatie of een online cursus.

Waarom zou je gebruik maken van het TPACK-model?
Volgens Voogt, Fisser en Tondeur (2010) is TPACK vooral inzetbaar als hulpmiddel om goed na te denken over de toepassing van ict in de les. Het stimuleert de leerkracht om kritisch na te denken over zijn eigen kennis van de verschillende componenten. Hierdoor komen alle onderdelen van de les goed naar voren.
Daarnaast helpt het TPACK-model om leerdoelen voor jezelf op te stellen en om bewuste beslissingen te maken over de integratie van ict in het onderwijs.
 
Ik vind dat het TPACK-model een meerwaarde heeft voor het basisonderwijs. Door een les goed voor te bereiden door middel van het TPACK-model denk je over elk deel goed na. Toen ik het model zelf gebruikte in de praktijk, merkte ik dat ik vrij snel een les klaar had waarin ik alle onderdelen duidelijk naar voren liet komen. Doordat het model duidelijk is, is het een fijn handvat om te gebruiken bij de onderwijsactiviteiten.

Na alle theorie willen we ook graag weten hoe dit nou werkt en uitpakt in de praktijk. Ik heb een les gemaakt met TPACK tijdens mijn bezoek aan Kennisnet en wil deze graag delen.
Een les gemaakt volgens het TPACK-model.

Voor het maken van deze les moest ik samen met twee andere studenten samenwerken. Met zijn drieën moesten we kiezen uit verschillende kaartjes waar een woord op stond. Voor elk van ons een eigen kaartje zodat we
uiteindelijk drie kaartjes hadden. Deze drie kaartjes stelde elk een component van het TPACK-model voor. Met de woorden op deze kaartjes moesten wij een les
ontwerpen.
De kaartjes die wij gepakt hadden waren:
- Brainstormen
- Animatie
- Beoordelen

Deze drie woorden hebben we gekoppeld aan een woordenschat les.
Een voorbeeld hiervan kan zijn dat de woordenschat les gaat over de bakkerij.

Brainstormen:
- De leerkracht zorgt ervoor dat er een thema
is. In dit geval heb ik samen met mijn medestudenten gekozen voor het thema bakkerij.
- In groepjes gaan de kinderen brainstormen over het thema. Dit doen ze door het maken van een woordweb.
- Als alle kinderen een goed gevuld woordweb hebben
gemaakt worden deze woordwebben klassikaal besproken. Waar zijn de kinderen allemaal opgekomen? Aan de hand van deze klassikale bespreking kunnen ze hun eigen woordwebben nog aanvullen.
- Na deze klassikale bespreking kiest elk kind voor zichzelf uit welke drie woorden hij/zij aanspreekt. Deze woorden hebben ze in de volgende opdracht nodig.

Animatie:
- Alle kinderen hebben nu drie woorden gekozen uit
hun eigen woordweb. Deze drie woorden gaan ze verwerken in een bitstrip. Het is dus de bedoeling dat de kinderen een strip gaan bedenken waar deze drie woorden in voor moeten komen.
- Deze strip maken ze individueel.
- Voor het maken van deze bittstrip gebruiken ze een computer, iPad of laptop.


Beoordelen:
- De kinderen gaan weer terug naar het groepje
waar ze een woordweb mee hebben gemaakt. Met dit groepje gaan ze elkaar feedback geven op hun strips. Deze feedback wordt mondeling gegeven.
- Nadat de kinderen nog wat aanpassingen hebben gedaan na de verkregen feedback worden de strips zichtbaar gemaakt. Dit kan op verschillende manieren:
            o Digitaal maken voor ouders. Dit kan door de strips
               op de schoolsite te plaatsen.
            o Schoolkrant.
            o Boek van alle strips maken voor in de klas.
            o De strips uitprinten en ophangen in de klas.

Verantwoording over de plaats in het TPACK-model:
- Technologie: animatie.
Het kaartje van animatie heb ik daar samen met mijn
medestudenten in geplaatst. De kinderen gaan namelijk een animatie maken op bitstrips. Dit is een digitale strip. De leerkracht moet hierdoor inzicht en kennis hebben van de technologie van een computer, laptop of iPad want hierop
gaan de kinderen de strip op maken. Daarnaast moet de leerkracht kennis hebben van bitstrips.

- Didactisch: beoordelen.
Het kaartje van beoordelen heb ik daar samen met mijn medestudenten in geplaatst. De leerkracht moet weten hoe de kinderen elkaar moeten en kunnen beoordelen. Het beoordelen is een evaluatie van het leren. Hoe hebben de kinderen de kennis die ze weten over bitstrips toegepast? Aan de hand van de gemaakte strips kunnen ze elkaar op die kennis beoordelen.

- Vakinhoudelijk: brainstormen.
De leerkracht moet de theorie over brainstormen
zelf goed weten. Vervolgens moet de leerkracht deze kennis overdragen aan de kinderen. Dit zodat de kinderen op een goede manier aan de slag kunnen met het brainstormen.
Na de vele informatie die ik bij kennisnet heb gekregen en de informatie die ik zelf heb opgezocht, ben ik van mening dat het TPACK-model een fijn handvat is om je veilig aan vast te houden!
Voogt, J., Fisser, P., Tondeur, J. (2010). Maak kennis met TPACK. Zoetermeer: Kennisnet.
Voogt, J., Fisser, P., Tondeur, J. (2010). Wat weten we over …..TPACK?. Enschede: Kennisnet.