Foto


Voor degene die nog niet weten wat Facebook is: het is een social media waarbij mensen met elkaar in contact kunnen komen. Je kunt berichtjes naar elkaar sturen, foto’s delen en video’s online zetten. Nu zal je wel denken, wat kan je hiermee in de klas doen? Nou, er zijn meer mogelijkheden dan je denkt!

Volgens Bram (leervoer.be, 2010) heeft Facebook een aantal mogelijkheden die heel geschikt zijn voor gebruik binnen de
klas.
- Presentaties uit de les kunnen zo online worden gezet en met één klik op de muis gedeeld worden met de leerlingen.
- Leerlingen kunnen samenwerken via Facebook groepen.
- Links van sites die de leerlingen moeten/kunnen gebruiken kunnen worden geplaatst.

Facebook is een platform dat jongeren gebruiken, dat ze al kennen en waar ze dagelijks aanwezig zijn. Je hoeft hen niet naar je boodschap te lokken, want ze zijn al waar jij dat wilt, aldus Bram (leervoer.be, 2010)

Linkedpeople.nl (2013) heeft een lijst opgesteld van 18 manieren om Facebook te gebruiken in het onderwijs. Hieronder zal ik er een aantal opsommen:
         1. Facebook groepen. Maak groepen voor de hele klas of rond een thema om informatie te delen.
         2. Evenementen. Je kunt het gehele rooster voor het jaar opnemen.
         3. Huiswerk.
         4. Multimedia delen. Deel op een simpele manier video’s, foto’s of mp3 over lesgerelateerde onderwerpen.
         5. Vreemde talen. Studenten kunnen op een makkelijke manier contact leggen met mensen uit andere landen.

Ook onlinecollege.org (2012) heeft hier een artikel aan gewijd. Deze site heeft 50 redenen genoemd om Facebook te gebruiken in je klas. Voor alle 50 redenen wijs ik je graag naar de site van online college. Deze wordt onderaan genoemd bij de bronnen.

Er worden een aantal goede redenen genoemd, een aantal hiervan zal ik noemen:
         1. Leerlingen zullen de 21st century skills leren.
         2. De leerlingen delen wat ze hebben geleerd, niet alleen aan vrienden maar aan de hele wereld.
         3. Leerlingen die ziek zijn kunnen toch alles bijhouden via de Facebook.
         4. Ouders zijn meer betrokken.

Al deze redenen hebben mij erg nieuwsgierig gemaakt naar het gebruik van Facebook in de klas. Daarom ben ik zelf aan de slag gegaan met Facebook in mijn groep 4.

Eigen ervaring
Het gemak van het maken van groepen op Facebook heeft mij overgehaald om voor Facebook te kiezen. Ik wil ouders namelijk op de hoogte gaan houden van de leeractiviteiten in de klas. Ik kan makkelijk een groep aanmaken waar alleen de ouders lid van worden. Deze ouders kunnen ook als enige zien wat er op de pagina wordt neergezet.

De precieze vraag voor mijn onderzoek luid:
            "Hoe kunnen ouders door middel van social media (bijvoorbeeld Facebook) op de hoogte gebracht worden van 
             de leeractiviteiten in de klas?"


Ik heb vandaag een brief voor de ouders de deur uit gedaan. Nu maar wachten op de reacties en dan kan ik hopelijk snel aan de slag!
Wordt vervolgd…
 
De helft van de minor zit erop. Ik heb al erg veel theorie om mijn oren geslingerd gekregen.
Deze week kregen we de theorie van Edward de Bono. 
 
Op woensdag 20 maart ’13 kwam gastspreker Arjan Lammerts langs bij onze minor.
Hij had een erg duidelijk en goed verhaal over de zes hoeden van Bono.

De bono
Leren.nl (2012) legt uit dat de zes denkhoeden van De Bono een goede techniek is om met zijn alle tot een conclusie te komen. Vanuit deze denkhoeden kun je een probleem of vraag vanuit verschillende perspectieven bekijken.
Iedereen heeft tijdens een discussie een hoed op zonder dat hij/zij dit ook echt weet.
Door een andere denkhoed te gaan gebruiken dan je normaal zou doen, word je gedwongen om het probleem ook eens van een andere kant te bekijken.

Deze zes denkhoeden hebben allemaal hun eigen kleur en eigen betekenis.
Foto
1. De witte hoed. De persoon die deze hoed draagt bekijkt het probleem vanuit de kale feiten en cijfers. Hij gaat uit van objectieve informatie. Zijn mening is dan ook alleen maar gebaseerd op de feiten (objectieve).

2. De rode hoed. De persoon die deze hoed draagt bekijkt het probleem vanuit zijn gevoel en intuïtie. Hij reageert emotioneel zonder hier een reden voor te hoeven geven (intuitive).

3. De zwarte hoed. De persoon die deze hoed draagt bekijkt het probleem erg negatief en pessimistisch. Alles is niet goed en verkeerd (negative).

4. De gele hoed. De persoon die deze hoed draagt bekijkt het probleem juist positief en is erg optimistisch. Hij bekijkt het van de zonnige kant en zoekt alleen maar naar de voordelen (positive).

5. De groene hoed. De persoon die deze hoed draagt bekijkt het
probleem vanuit de creatieve kant. Hij is erg creatief in het bedenken van oplossingen. Deze hoed kan zorgen voor een conclusie waar alle hoeden het mee eens zijn (creative).

6. De blauwe hoed. De persoon die deze hoed draagt is erg controlerend en beschouwend. Deze persoon houdt het proces in de gaten en zorgt dat de discussie goed verloopt (process).

Eigen ervaring
Na het krijgen van deze theorie zijn we er zelf mee aan de slag gegaan.
De groep werd in tweeën gesplitst met ieder een eigen ‘probleem’. Het probleem voor onze groep was in deze richting:

'Is een tatoeage en het vinden van een representatieve baan een probleem?'


Voordat we gingen discussiëren hierover moest je een hoed kiezen, die je normaal gesproken niet op zou hebben tijdens een discussie. Samen met twee andere medestudenten, Kathy en Tobias, koos ik voor de gele hoed: positief.
Tijdens de hele discussie moesten wij ervoor zorgen dat de positieve kanten belicht werden.
Dit bleek moeilijker dan gedacht. Ik was het namelijk eens met de stelling, terwijl ik alleen maar argumenten moest noemen waarom het juist WEL kon.

Door deze hoed op te zetten, ben ik een keer vanuit een ander perspectief naar een probleem gaan kijken.
Hierdoor moest ik mij gaan verdiepen in een mening van iemand anders. Normaal gesproken ben ik iemand die de rode hoed op heeft. Ik bekijk het vaak vanuit de emotionele kant, mijn eigen gevoel erbij.
Ik vond dit een zeer leuke en leerzame ervaring.
Discussiëren zal nu nooit meer plaatsvinden zonder dat ik Bono en zijn hoeden in mijn gedachten heb.

Basisonderwijs
Dit kan je natuurlijk ook gewoon op het basisonderwijs uitvoeren. Samen met de kinderen discussiëren over een onderwerp waar iedereen een eigen mening over kan hebben. Laat de kinderen een hoed kiezen die ze normaal gesproken niet op zouden doen. Hierdoor kunnen de kinderen meer overdrijven in hun rol. Iemand die zwarte hoed heeft kan mega negatief zijn terwijl iemand met de gele hoed alleen maar positieve dingen blijft noemen. 

“De kinderen leren op een specifieke manier naar een onderwerp kijken en over een onderwerp redeneren.”
Bakkers Erik (2006/2007) heeft verschillende ideeën voor in het basisonderwijs bij elkaar gebundeld in een PDF bestand. Zeker de moeite waard om eens naar te kijken en toe te gaan passen!
http://www.leren.nl/cursus/management/besluiten-nemen/denkhoeden.html
http://dionnearendse.files.wordpress.com/2012/11/hoeden-van-bono.jpg
beide sites bezocht op 22 maart 2013
Bakkers, E. (2006-2007). EE-M@GAZINE. Echo’s uit het ervaringsgericht onderwijs. Leuven, België: CEGO Publishers.
 
Na aanleiding van de theorie van Rogers heb ik een test gedaan. Hierin komt naar voren in welke groep in mij nu bevind.
Deze test heb ik zelf gemaakt door middel van Prowise, Screencast en YouTube.

Benieuwd? Bekijk dan snel het filmpje!
 
Innovatie, ook wel de ontwikkeling van nieuwe ideeën en dingen.
In de 21e eeuw zijn er veel dingen die worden vernieuwd. Denk maar aan het onderwijs.
Er zijn zo veel programma’s op de computer en op het internet beschikbaar die zorgen voor vernieuwd onderwijs.

Onder het kopje ‘Tools’ op mijn blog, zijn tools te vinden die het onderwijs kunnen vernieuwen. 
Een voorbeeld hiervan is Prowise (voor een uitgebreide uitleg kijk bij Tools).
Nog veel docenten en studenten van de PABO kennen dit programma nog niet. Daarom geeft Erik Meester hier trainingen over. Zo ook donderdag 7 maart op de PABO in ’s-Hertogenbosch.
Bij de minor Kind, Leren en Media werd er gevraagd wie Erik mee wilde helpen. Dit leek mij erg interessant.
‘Les’ geven aan mijn eigen docenten! Samen met Alieke Hetjes heb ik meegeholpen bij deze Prowise training.
Tijdens deze training ben ik erachter gekomen hoe veel ik eigenlijk al weet over Prowise en hoe simpel ik er bij kan helpen.
Wat een leuke ervaring!
Even terug naar het begin van mijn blog: innovatie. Ik heb nu vertelt wat het is en wat ik er zelf aan heb bijgedragen. Maar wat is er nu nodig om er voor te  zorgen dat het een succes wordt?
Rogers heeft hiervoor 5 succesfactoren samengesteld:
    1. Compability --> past het bij je? Sta je achter het idee?
    2. Profitablility --> heb je er een voordeel bij?
    3. Complexity --> begrijp je het?
    4. Observability --> kun je het ergens bekijken? 
    5. Trialability --> kun je er mee experimenteren? Is er ruimte om mee te experimenteren?
Door het toepassen van deze factoren kun je het succes van de innovatie verhogen, aldus Scienceprogress (
Oke, nu weten we welke succesfactoren er zijn. Nu zouden we dus tot een geslaagde innovatie moeten komen.
Toch missen we nog iets…
Wie zorgt er namelijk voor dat de innovatie tot stand komt en dat de rest ook overtuigt is en meewerkt?

Rogers beschrijft in zijn theorie de levenscyclus van de innovatie van een product. Hierbij horen niet alleen die succesfactoren maar ook de verschillende gebruikersgroepen die het idee of product accepteren.
Foto
In het plaatje hiernaast zijn deze verschillende gebruikersgroepen zichtbaar. Scienceprogress (2013) beschrijft deze gebruikersgroepen als volgende:
De persoon die begint met de innovatie en het nieuwe product gaat uitproberen zit in de eerste groep: innovaters.
Deze kleine groep mensen is de eerste die het product wil hebben en gaat uitproberen. Door deze groep wordt het product steeds populairder.


De groep die hierna volgt is de: early adapters. Deze groep heeft vaak al veel voorkennis van het nieuwe product.
Zij willen graag nieuwe dingen uitproberen en investeren graag in de nieuwe producten.
Vervolgens wordt deze groep gevolgd door de groep: early majority. Deze groep is een liefhebber van trends, maar kijkt eerst de kat uit de boom voordat ze tot aanschaf aangaan.
De groep die dan volgt is de: late majority. Deze groep loopt eigenlijk achter de feiten aan en gaat pas over
tot aanschaf, nadat het product al door veel mensen gekocht is. Zij willen er zeker van zijn dat ze echt geen miskoop doen.
De allerlaatste groep is de: laggards. Deze groep blijft achter in de trend en houdt niet van vernieuwingen en veranderingen.

Tijdens mijn minor werd er mij gevraagd bij welke groep ik zou horen. Ik had nog weinig kennis van vernieuwingen en wanneer ik stag liep was ik zeker geen innovator. Ik zat te twijfelen tussen de late majority en de early majority.
Voor vernieuwingen ben ik zeker niet bang en ik wil graag nieuwe dingen uitproberen.

In verloop van deze minor zal ik vast nog gaan veranderen van plek. Door deze minor ga ik mij juist verdiepen in deze vernieuwingen. Toch ben ik nu nog niet verschoven en blijf ik nog even op dezelfde plek als aan het begin van mijn minor.

Rogers. 'Diffusie van innovatie', geraadpleegd op 11 maart 2013 van
http://www.scienceprogress.nl/marketing/diffusie-van-innovatie
 
 
Naar het antwoord op deze vraag was ik erg benieuwd. Deze vraag werd namelijk aan mij gevraagd tijdens de minor. Ik wist het eigenlijk helemaal niet. Mijn stage school maakt wel gebruik van digibord en computers. Maar of ze
het ook op de goede manier gebruiken en of ze bepaalde regels nastreven? 
 
Om achter dit antwoord te komen kan ik gebruik maken van het Vier in Balans-model.
Wat is het Vier in Balans-model?
Brummelhuis en Amerongen (2011) beschrijven het Vier in Balans-model als volgende: het Vier in Balans-model zegt dat invoering van ict in het onderwijs meer succes heeft bij een evenwichtige en samenhangende inzet van de vier bouwstenen: visie, deskundigheid, digitaal leermateriaal en ict-infrastructuur (Ict op School, 2004). Deze bouwstenen zijn aanvullend aan elkaar en zijn wederzijds afhankelijk van elkaar.
Visie
De opvatting van de school over wat goed onderwijs is en hoe de school dat wil realiseren. De visie omvat de doelstellingen van de school, de rol van leraren, leerlingen en management daarin, de inhoud van het onderwijs en
het type materiaal dat daarvoor wordt ingezet.

Deskundigheid
De kennis en vaardigheden van leraren om onderwijsdoelstellingen met ict te bereiken. Daarbij gaat het niet alleen om technische vaardigheden, maar ook om kennis van didactiek en vakinhoud – en om een zinvol verband tussen deze drie.
Digitaal leermateriaal
Alle formele en informele digitale educatieve content. Formeel leermateriaal is materiaal dat speciaal voor het
onderwijs gemaakt is. Ook computerprogramma’s worden tot digitale leermateriaal gerekend.



Ict-infrastructuur
Beschikbaarheid en kwaliteit van computers, netwerken en
internetverbindingen. Ook elektronische leeromgevingen en het beheer en onderhoud van ict-voorzieningen vallen onder de ict-infratructuur.
Foto
Door het gebruik van dit model worden de scholen geholpen om van
tevoren na te denken over de inrichting van het onderwijs en welke investeringen
daarvoor nodig zijn, aldus Brummelhuis en Amerongen (2011)

Een belangrijk onderzoeksresultaat is dat er eerst wordt
uitgegaan van de menselijke factoren (visie en deskundigheid), daarna de
materiële (leermateriaal en infrastructuur).

Deze route wordt ook wel ‘onderwijsgedreven innovatie’genoemd. De                  
omgekeerde route, die begint bij de techniek of het digitaal leermateriaal,
wordt ook wel ‘techniekgedreven’ of ‘materiaal gedreven innovatie’ genoemd.         
(figuur 1.2)

Voor het gebruik van dit model is er een tool gemaakt. Deze tool is te vinden op: http://vierinbalans.kennisnet.nl.
Deze tool biedt:
- Een snelle scan: van de stand van zaken, individueel of van een team.
- Voer voor discussie: aan de hand van de resultaten. Ieder teamlid krijgt een eigen rapport.
- Periodieke metingen: mogelijkheid om meerdere malen per jaar in te zetten en de uitkomsten te vergelijken

Eigen ervaring:
Ik heb deze tool zelf ook uitgevoerd op mijn stage school. Samen met de ICT-coördinator heb ik deze tool ingevuld. Het was een erg handig en snel hulpmiddel om uit te vinden hoe het nou was gesteld met het ICT gebruik op deze school.
Aan de hand van het rapport heb ik er nog even met mijn mentor over gepraat. Helaas had alleen ik deze tool ingevuld en kon ik dus niet zien hoe andere leerkrachten er over dachten. Hierdoor kon ik verder weinig met de uitslag doen.
http://onderwijstools.kennisnet.nl/vierinbalans bezocht op 5 maart 2013
Brummelhuis, ten A., Amerongen, van M. (2011). Vier in Balans Monitor 2011. Zoetmeer: Kennisnet.